Inleiding
Boten
Roeibootontwerp
Bootonderdelen
Gebruik van boten
Botenonderhoud en schades
Ergometers
Krachttoestellen
Motorboten
Botenwagens
Reddingsvesten
2.1 Inleiding
2.1.1
Onze vereniging heeft een uitgebreide roeivloot, waardoor de leden optimaal kunnen genieten van de roeisport. De basis wordt gevormd door ongeveer 90 verenigingsboten. Deze boten staan, afhankelijk van de behaalde vaardigheden en toestemmingen, ter beschikking aan ieder lid. Daarnaast zijn op de vereniging ongeveer 30 privéboten gestald. Deze worden over het algemeen alleen door de eigenaren gebruikt.
2.1.2
De verenigingsboten kunnen worden afgeschreven via het BRS (Boot Reserverings Systeem) oftewel het RV Breda Afschrijfboek. Via de website van RV Breda (www.rvbreda.nl) is via menuknop “BRS” zichtbaar welke boottypes er zijn. De regels omtrent het afschrijven vind je hieronder (2.5.1). Naast de boten en de toebehoren hebben we als vereniging o.a. roeiergometers, krachttoestellen, motorboten, botenwagens en reddingsvesten. De ergometers, de motorboten, de reddingsvesten en de coxboxen moeten via het BRS worden gereserveerd.
2.1.3
Het varend materiaal mag alleen worden gebruikt op tijden dat zonder verlichting mag worden gevaren, dat wil zeggen bij voldoende daglicht. Uitzonderingen op deze regel zijn door de vereniging of door andere verenigingen georganiseerde evenementen, gebruik van coachboten of trainingen waarbij gebruik wordt gemaakt van deugdelijke verlichting die aan wettelijke normen voldoet. Voor vaarverboden zie verder Hoofdstuk 9 Veiligheid para 9.3.
2.1.4
De materiaalcommissaris is bestuurslid. Hij zorgt samen met de Materiaalcommissie voor het onderhoud. Er is een Vlootcommissie die het vlootplan, een meerjarenplan voor aankoop en afvoer van boten, bijhoudt. Van de leden wordt een grote mate van zorgvuldigheid en onderling toezicht verwacht om het materiaal in optimale conditie te houden. Onderling toezicht oftewel sociale controle gaat steeds uit van tact en behulpzaamheid enerzijds en open staan voor kritiek anderzijds. In het kader van het Clubwerk (Hoofdstuk 1) verwacht de vereniging van de leden/vrijwilligers een grote bijdrage aan het preventief onderhoud en aan het snel en vakkundig herstellen van schades en onvolkomenheden, zoals foutieve afstellingen. Daarnaast behoren ploegen/roeiers ook de boten die zij regelmatig gebruiken, extra onderhoudsaandacht te geven.
2.2 Boten
2.2.1
RV Breda heeft een breed scala aan boten:
- C-materiaal (bredere, gladde, boten met een zichtbare buitenkiel), B-materiaal (tussen glad en C-materiaal in), wherry’s, glad (wedstrijd-)materiaal,;
- Houten en kunststofboten;
- Voor het scullen (2 riemen per roeier) of boordroeien (1 riem per roeier); er zijn ook boten voor beide geschikt
- 1, 2, 3, 4 of 8 roeiplaatsen
- Met of zonder stuurman (in sommige wedstrijdboten ligt deze voorin)
Scullboten |
|||
Boot | Codering | Lengte | Minimum wedstrijdgewicht* |
Skiff | 1x | Ca 8 m | 14 kg |
Dubbeltwee | 2x | Ca 10 m | 27 kg |
Dubbelvier met stuurman | 4* | Ca 13 m | 53 kg |
Dubbelvier zonder stuurman | 4x | Ca 12,5 m | 52 kg |
Dubbelacht met stuurman | 8* | Ca 17,5 m | 100 kg |
C-één | C1x | Ca 6,75 m | |
C-twee zonder stuurman | C2x | Ca 8,65 m | |
C-twee met stuurman | C2x+ | Ca 8,65 m | |
C-vier met stuurman | C4x+ | Ca 10,8 m | |
Enkel wherry (1 roeier) | W1x | Ca 6,5 m | |
Boordroeiboten |
|||
Twee met stuurman | 2+ | Ca 10 m | 32 kg |
Twee zonder stuurman | 2- | Ca 10 m | 27 kg |
Vier met stuurman | 4+ | Ca 13 m | 51 kg |
Vier zonder stuurman | 4- | Ca 12,5 m | 50 kg |
Acht met stuurman | 8+ | Ca 17,5 m | 96 kg |
C-twee met stuurman | C2+ | Ca 8,65 m | |
C-vier met stuurman | C4+ | Ca 10,8 m |
*Inclusief riggers, voetenboorden, schoenen, slidings en bankjes, exclusief riemen
2.2.2
De officiële codering voor de verschillende boottypen luidt als volgt:
- een C betekent: C-boot, bijv C2x (dubbel C-twee)
- een B betekent: B-boot, bv B4x- of B4+
- een W betekent wherry, bijv W1x (single wherry)
- géén C betekent gladde boot, bijv 4- (boordvier zonder stm)
- een x betekent scullen, bijv 4x+ of 4* (dubbel vier met stm) (*=x+)
- géén x betekent boordroeien, bijv 8+ (acht, altijd gestuurd) maar er bestaat ook 8*
2.2.3
Voor termen en begrippen die worden gebruikt bij het materiaal zie de Roeitermenlijst (bijlage bij het Roeiboek).
2.2.4
De prijs van een boot varieert van enkele duizenden tot enkele tientallen duizenden euro’s. We varen in verschillende merken. Het is interessant om de websites van verschillende botenbouwers of hun dealers te bezoeken. Zo kom je veel meer te weten over de types, constructies, afmetingen, prijzen, en dergelijke. Onderstaande opsomming is zeker niet compleet; al zoekend kun je nog veel meer informatie vinden. Hieronder vind je een aantal websites.
Voor glad materiaal:
- www.empacher.com
- www.hudsonboatworks.com
- www.waterline.nl
- www.filippiboats.it (incl. filmpje over de productie van boten)
Voor C-boten en Wherry’s kom je meer te weten via:
Voor riemen, onderdelen en allerlei andere toebehoren kun je bezoeken:
2.3 Roeibootontwerp
2.3.1
Een stukje theorie.
Roeiboten hebben een kenmerkende vorm dat na een evolutieproces van enkele eeuwen is ontstaan. Maar waarom heeft een roeiboot deze vorm? Laten we eens kijken naar het ontwerpproces. De Wet van Archimedes dicteert dat de massa van roeier plus boot gelijk is aan de massa van het door de boot verplaatste water, het onderwatervolume. Een boot met zware roeiers moet meer water verplaatsen en ligt daarom dieper dan dezelfde boot met lichte roeiers. Iedere roeiboot is ontworpen voor een bepaalde massa van de bemanning. Een boot voor een lichte damesploeg is anders dan een boot voor een zware herenploeg. Voor een boot met een massa van 20kg en een roeier van 80kg is het onderwatervolume (het verplaatste water) gelijk aan 100 liter, want 1 liter water heeft een massa van ongeveer 1kg. Bij het ontwerp van een roeiboot is het dus zaak uit te gaan van massa van de bemanning. Die massa bepaalt immers hoe groot het onderwatervolume zal zijn. Stel dat we hebben berekend dat het onderwatervolume gelijk moet zijn aan 100 liter, dan kunnen we dat volume realiseren met een korte brede boot, of met een lange smalle boot.
2.3.2
Een korte boot maakt meer golven dan een lange boot. Bij een korte boot gaat veel voortstuwingsenergie verloren, omdat die energie gebruikt wordt voor het maken van golven Omdat roeiers daarvoor hun krachten niet willen aanwenden, wordt het onderwatervolume verdeeld over de lengte en niet over de breedte. Daarom zijn roeiboten lang en smal. Het nadeel is wel dat smalle boten veel onstabieler zijn dan brede boten. Wanneer snelheid wat minder belangrijk is, bijvoorbeeld bij toerboten of bij oefenboten, wordt dan ook gekozen voor een breder ontwerp.
2.3.3
Om een roeiboot voort te bewegen gebruikt een roeier een hefboom: de roeiriem. De grootte van de hefboomwerking wordt bepaald door de verhouding binnenarm/buitenarm.
Om voldoende hefboom te realiseren moet het draaipunt (de dol) ver genoeg van het middenschip zitten. Omdat een roeiboot zo smal is, wordt de dol op een uithouder (rigger) geplaatst.
2.3.4
We weten nu dat een roeiboot lang en smal moet zijn. Maar welke vorm moet het onderwaterschip hebben? Die vraag is vrij eenvoudig te beantwoorden. Een boot wordt afgeremd door de wrijving van water langs de huid. Om deze wrijvingsweerstand te verminderen kiezen we voor een ontwerp waarbij het oppervlak van de huid dat in contact komt met water zo klein mogelijk is. Een zogenaamd rondspant is hier de beste oplossing. De doorsnede van het onderwaterschip van een roeiboot benadert een halve cirkel. De boeg van de boot moet het water opzij duwen. De boeg heeft daarom de vorm van een scherpe punt. De punt van een roeiboot is zo scherp, dat dit een gevaar kan opleveren voor roeiers, zwemmers of andere gebruikers van het water. Het is daarom verplicht om een deugdelijke rubber bal op de punt van de boot te voeren: de boegbal. Ook de achterkant van de boot loopt toe in een punt. Daar worden de waterstromen langs de huid weer samengevoegd, zonder dat daarbij veel remmende wervelingen optreden.
2.3.5
Kortom, een roeiboot is zo ontworpen dat de golfweerstand, de wrijvingsweerstand en de drukweerstand zeer klein zijn. Daardoor heeft een roeiboot een zeer efficiënte rompvorm maar wordt deze ook erg onstabiel. Dat maakt het leren varen in een onstabiele boot tot een uitdaging die hoort bij het roeien.
2.4 Bootonderdelen
2.4.1 Het geraamte.
Dit is een beschrijving van een traditionele boot, meestal gemaakt van hout. Moderne wedstrijdboten zijn gemaakt van kunststof en kennen vaak een afwijkend ontwerp waarmee een combinatie van stevigheid en een gunstig gewicht wordt bereikt.
Over de hele lengte van de boot loopt een kielbalk. Deze zorgt met de boorden (die in de voor- en achtersteven bij elkaar komen) voor stevigheid in de lengterichting. De spanten geven stijfheid in de dwarsrichting. De diagonaallatten beletten wringen in de lengterichting. De huid is van hout of kunststof en is (wherry’s uitgezonderd) slechts enkele millimeters dik. De huid is daarom erg kwetsbaar en je kunt er dus niet op staan. Alleen als er vlonders (bodemroosters) zijn, kun je daar voorzichtig op staan. Veel boten hebben luchtkamers met ventilatiekleppen; in de loods moeten die altijd open staan. Bij elke roeiplaats zijn op dwarsverbindingen twee rails bevestigd (de slidings) en daartussen het opstapplankje. Over de sliding rijdt het rolbankje, de stops aan de uiteinden van de sliding beletten dat je er af kan rijden. Twee bankklemmen onder het rolbankje zorgen er voor, dat het er niet uitvalt als de boot omgekeerd wordt. Het voetenbord is bevestigd op twee langsverbindingen en op de kielbalk; het is verstelbaar op de voetenbordstrip. Aan de hoofdspant (deze is wat zwaarder dan de andere spanten) zijn riggers bevestigd. De rigger bestaat uit een hoofdstang (loodrecht op het boord) en uit een trekstang (in de richting van het roer). Bij boordroeien is de kracht op de ene riem groter dan bij scullen; daarom hebben de riggers van boordroeiboten nog een drukstang die naar de boeg wijst. Aan het uiteinde van de rigger zit de dol die draaien kan om de dolpen en gesloten wordt door een overslag of dolklepje met een sluitschroef.

2.4.2 De riemen
Waren de riemen vroeger van hout, nu zijn het koolstofriemen. Deze zijn hol en bestaan uit koolstofvezelmatten. Deze riemen zijn lichter dan de houten riemen. Voor scullen gebruik je korte riemen (sculls) van ca. drie meter lengte; voor boordroeien gebruik je lange riemen (oars) van 3,8 meter. Omdat het blad niet precies verticaal door het water gaat, maar iets voorover moet hellen, is er verschil tussen de bakboord- en de stuurboordriem.Verder zagen we bij houten riemen altijd één type blad, het gebruik van koolstof staat meer typen riemen toe. De traditionele bladen noemen we Macon-bladen, het latere type (model hakbijl), noemen we Big Blades.
2.5 Gebruik van boten
2.5.1 Reserveren
Nu de praktijk in de omgang met het materiaal. Schrijf altijd de te gebruiken boot af via BRS. Dat kan, met een eigen inlogcode via internet thuis, mobiel en eventueel ook op PC op de vereniging. Tijdig annuleren van een reservering stelt andere leden in staat desgewenst van een boot gebruik te maken. Niet in gebruik genomen boten mogen vanaf tien minuten na het begintijdstip van de reservering door bevoegde roeiers worden overgenomen. Een reservering mag maximaal een dag tevoren worden gemaakt en geldt voor een periode van maximaal 1 1/2 uur.
2.5.2 Controle materieel
- Controleer of de boot, de riemen en de overige losse onderdelen aanwezig en schadevrij zijn.
- Vergewis je ervan dat de boegbal stevig vast zit. De boegbal dient niet als stootkussen bij aankomen, maar zoals gezegd om ernstig letsel bij aanvaringen te voorkomen.
- Bij een boot met vaste schoenen of flexfoots (kunststof plaatjes op het voetenbord waarin je eigen schoenen passen) moeten de heelstrings de juiste speelruimte bieden (max. 7 cm).
- Schoenen met harde zolen zijn in de boot niet toegestaan.
- Mochten er kleine onvolkomenheden aan de boot zijn, herstel deze voor gebruik.
- “Leen” nooit riemen en overige losse onderdelen van andere boten.
- Omriggeren mag alleen met toestemming van de materiaalcommissaris.
Van het RV Breda vlot vertrekkende ploegen hebben voorrang op aankomende ploegen. Echter, geen boten naar het vlot brengen als er aankomende ploegen liggen te wachten.
2.5.3 Naar buiten brengen en inleggen
- Als er skiffeurs en/of ploegen liggen te wachten om aan te meren, terwijl het vlot vol bezet is, mogen er geen boten worden uitgebracht. Evenmin mag dat als een ploeg nog niet voltallig is.
- Voordat een boot naar buiten wordt getild dienen eerst riemen en losse delen buiten, op het vlot zoveel mogelijk aan landzijde, te worden gelegd, zodanig dat dit geen hinder oplevert. Losse bankjes met de wieltjes naar boven om vuil te vermijden. Riemen met het blad naar voren dragen en met de bolle kant naar beneden neerleggen.
- Vervolgens kan de boot naar buiten worden getild en in het water worden gelegd.
- Een boot moet door minimaal evenveel mensen worden getild als er roeiplaatsen zijn.
- Een skiff wordt door twee personen getild (één persoon houdt het puntje vast).
- Bij het verplaatsen van boten geeft de stuurman de commando’s; indien niet aanwezig of van toepassing wordt deze taak overgenomen door één van de roeiers (zie Hfst 4).
- Getild mag worden aan voor- en achterpunt, de spanten en binten en eventueel aan speciale tilbeugels (bijvoorbeeld bij C-boten).
- Een boot mag niet worden getild aan het voetenbord, de stuurstoel, de slidings, de diagonaallatten aan het dek of aan gewone riggers.
- Een boot mag wel getild worden aan vleugelriggers.
- Bij het inleggen van de riemen eerst de riemen aan landzijde en dan die aan zeezijde. Het handvat van de riem aan zeezijde op het vlot laten liggen tot het instappen.
- Wherry’s en C-boten met een stuurplaats alleen over de rol van het Breda-vlot in het water laten of met de takel (voorkomt beschadigen van de huid van de boten en is beter voor je rug).
2.5.4 Te water gaan
- Bij het in- en uitstappen mogen de riggers niet op het vlot steunen.
- Behalve in C-boten en wherry’s is het verboden op het water te wisselen van roei- of stuurplaats.
- Behalve in enkelwherry’s is het roeien zonder stuurman in boten met een stuurplaats niet toegestaan, tenzij de boot een alternatieve stuurinrichting heeft en de sturende roeier over de vereiste bevoegdheid beschikt. Sowieso moeten alle roeiplaatsen bezet zijn.
- Als zich tijdens het roeien schijnbaar kleine ongemakken voordoen, zoals een loszittend voetenbord of een stroef rijdend bankje, meteen laten lopen en herstellen. Nooit bij een training doorvaren met een niet-herstelbaar mankement; dan terugkeren naar het vlot en herstellen.
2.5.5 Aanleggen
- Aanleggen in volgorde van aankomst. Komend vanaf Terheijden doorvaren naar kmp 4.1, dan rondmaken en rustig een vlot naderen.
- Zorg bij het aanleggen dat de boegbal en zeker niet de boot met de voorzijde tegen het vlot schuurt. De dolpennen mogen niet over het vlot schuren (goed naar zee overhellen).
- Na aankomst uitstappen en de boot snel uit het water halen. Het is alleen toegestaan een boot korte tijd te laten liggen als deze meteen daarna is afgeschreven en de betreffende skiffeur/ploeg klaar staat.
2.5.6 Uit het water nemen, onderhoud en naar binnen brengen
- Na het roeien eerst schragen op het terrein klaarzetten, dan de boot uit het water tillen.
- Houd bij het verplaatsen van boten of het neerleggen in schragen rekening met de omstandigheden: drukte op het botenterrein en de vlotten, gladheid door regen, sneeuw, ijzel of rijp en harde wind leveren onveilige situaties op en vergroten de kans op schades. Daarna (zie ook Hfst 4 Sturen en Commando’s):
- De boot in de schragen, altijd iemand erbij.
- De boot soppen en naspoelen.
- De huid van de boot en de taften zorgvuldig afdrogen, ook de boordranden.
- De boot op de kiel leggen.
- De slidings en de wieltjes schoonmaken met schuursponsjes en nadrogen met oude doeken (asjes en wieltjes zijn gevoelig voor vuil).
- De boot aan de binnenkant droog en schoon maken.
- Luchtkamerkleppen open zetten.
- Evt. kleine onvolkomenheden aan de boot verhelpen.
- Evt. trapjes klaarzetten bij de stelling.
- Boot naar binnen brengen. Nergens tegenaan stoten.
- Riemen en ander los materiaal naar binnen brengen. Riemen per paar (niet in een bos) naar binnen brengen.
- Evt. trapjes weer opbergen.
2.6 Botenonderhoud en schades
2.6.1
Roeimateriaal is erg kostbaar. Een boot kost ongeveer € 3.500,- per roeiplaats, een riem zo’n € 450,-. Roeimateriaal is tegelijk ook erg kwetsbaar. Weinig weerstand in het water impliceert een lichte constructie en weinig weerstand tegen mechanische beschadiging, zoals botsen tegen de vlotrand, stoten met de riggers tegen paal of deurpost, tillen aan verkeerde delen en onjuiste ondersteuning (schragen moeten onder spanten). De beste manier om onze vloot in een zo goed mogelijke staat te houden is er zorgvuldig mee omgaan. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij alle leden en dus is sociale controle geboden. Bedenk dat de Materiaalcommissie uit vrijwilligers bestaat (de vereniging heeft geen betaalde bootsman), dat het repareren van boten arbeidsintensief en vaak duur is en dat ernstige schades meestal een blijvend effect hebben op de staat van een boot. Veel problemen kunnen worden voorkomen door steeds voor en na het roeien de boten na te lopen en eventuele kleine mankementen direct te verhelpen. TWC-ploegen moeten twee keer per jaar de boot aan de binnenkant met azijn ontkalken, behandelen met cleaner en aan de binnen- en buitenkant in de was zetten. Via het Clubwerk worden de andere boten ter hand genomen.
2.6.2
Wees sportief en meld elke schade ongeacht hoe deze is ontstaan!! Probeer kleine schades of onvolkomenheden aan het materiaal allereerst zelf te verhelpen. Alle schades die niet direct kunnen worden verholpen moeten worden gemeld met het invullen van een melding via BRS. Schat bij de schademelding ook in of de boot uit de vaart moet worden genomen. Bij grote schades en indien een zogeheten derde partij bij de schade is betrokken, moet ook een schadeformulier worden ingevuld; dit in verband met het eventueel kunnen verhalen van de schade. Dit schadeformulier kun je hier aanklikken. Verzamel bij een aanvaring zoveel mogelijk gegevens en maak een schets van de situatie. Bij grote schades is het zaak ook de materiaalcommissaris te informeren en bij ongevallen met lichamelijk letsel – in verband met eventuele publiciteit – tevens de bestuurssecretaris. Niet alleen schades maar ook ongevallen met lichamelijk letsel en incidenten (bijna-ongevallen) dienen via BRS te worden gemeld.
2.6.3
Bij deelneming aan wedstrijden of andere evenementen is de ploeg, de roeier of het lid aan wie een boot is toegewezen – vanaf het opladen van de boot tot en met het terugleggen in de loods -verantwoordelijk voor eventuele schade.
2.6.4
Om de verzekeringspremie die de vereniging betaalt, zo laag mogelijk te houden, dringt het Bestuur er bij de leden op aan schade in eerste instantie bij de eigen WA-verzekering te claimen. Een goed voorbeeld is ook schade uit eigen zak te vergoeden dan wel zelf de Materiaalcommissie helpen de veroorzaakte schade te herstellen.
2.7 Ergometers
2.7.1
Onze vereniging heeft acht Concept-2 ergometers en één RowPerfect ergometer. De Concept-2 ergometers bieden een alternatief voor het roeien op het water en zijn uitstekend geschikt om aan de algehele fitheid te werken. De RowPerfect machine is een meer verfijnde ergometer die bedoeld is om de roeihaal te verbeteren. Voor het gebruik van de RowPerfect is toestemming vereist. De procedure hiervoor is bekend bij de leden van de Wedstrijdcommissie.
2.7.2
De Concept-2 is de standaard voor het indoorroeien wereldwijd. Via de website is veel informatie te vinden over de ergometers, trainingsschema’s, wedstrijden en wereldwijde rankings. Voor informatie over de RowPerfect en alle mogelijkheden wordt verwezen naar www.row-ware.com.
2.7.3
De ergometers moeten voor gebruik via BRS worden afgeschreven. Na gebruik dienen de apparaten en de plaats waar ze staan te worden schoongemaakt.
2.8 Krachttoestellen
De vereniging beschikt over een aantal krachttoestellen waarop oefeningen kunnen worden gedaan die specifiek zijn afgestemd op de spiergroepen die bij het roeien worden gebruik. Bij elk apparaat is een toelichting die vermeld waar de oefening voor dient en hoe deze moet worden uitgevoerd. Elk toestel is geschikt voor één bepaalde oefening. Stel de apparaten goed in, kies het gewicht dat bij je past en ga niet experimenteren.
2.9 Motorboten
2.9.1
Er zijn drie motorboten beschikbaar voor coaching en als reddingsboot. Om de boten te kunnen gebruiken is toestemming vereist. Deze kan, mits een speciale instructie is gevolgd, worden verkregen via de mobo@rvbreda.nl. De bestuurders van de boten worden geacht de vaarregels te kennen en deze na te komen. De boten moeten worden afgeschreven voor gebruik via BRS. Zie ook Hoofdstuk 9 Veiligheid.
2.9.2
De gebruiker van de boot zorgt ervoor dat er voldoende benzine is en vult de benzinetank aan. De benzine wordt per half jaar verrekend. Bestuurder en passagiers zijn verplicht een reddingsvest te dragen. Onder alle omstandigheden worden een peddel, een reddingston en een reddingsboei meegevoerd. Na gebruik volgens de instructie de bootjes weer opbergen en alles op slot zetten.
2.10 Botenwagens
Zie de bijlage bij dit hoofdstuk
2.10.1
De vereniging heeft een botenwagen (met eigen kenteken WB-PB-97 Kentekenbewijs_RV_Breda_Botenwagen_WB-PB-97 voor het vervoer van glad materiaal en C-boten en een wherrywagen (zonder eigen kenteken), die alleen geschikt is voor het vervoer van wherry’s. De botenwagen vraag je aan bij de Wedstrijdcommissie en gebruik van de wherrywagen vraag je aan bij de Toercommissie. De Wedstrijdcommissie maakt voor het vervoer van meerdere boten naar wedstrijden altijd een oplaadschema. Zie voor het gebruik van botenwagen en wherrywagen ook Hoofdstuk 6 – Wedstrijdroeien (§ 6.10.6 Transport) en Hoofdstuk 7 – Recreatief roeien (§ 7.3.2 Transport).
Verzekering
In het onverhoopte geval dat je schade rijdt terwijl de RV Breda botenwagen achter je auto hangt, dien je die op je eigen verzekeringspolis te claimen. Blijkt echter dat je eigen polis de schade niet dekt, dan heeft de RV Breda daarvoor een Casco Eigendommenverzekering Casco_Eigendommen_Vrijwilligersverzekering die maximaal € 10.000 dekt voor een schade aan de eigen auto.
Ook als de schade wél gedekt is door je eigen verzekering, maar je hebt nadeel in je no-claim korting of raakt die kwijt, dan compenseert de Casco Eigendommenverzekering het no-claim verlies tot maximaal € 500 ingeval van een WA-verzekering en maximaal € 2.000 bij een All Risks-verzekering. Het eigen risico bij een casco schade wordt tot maximaal € 300 vergoed. Er geldt wel altijd een eigen risico van € 75 per gebeurtenis.
2.10.2
Bij het gebruik van de boten- of wherrywagen zijn de volgende punten van belang:
- Botenwagen: Zorg ervoor dat het
Kentekenbewijs_RV_Breda_Botenwagen_WB-PB-97 meegaat
- De wherrywagen heeft geen eigen kentekenbewijs (niet nodig onder de 750 kilo): zorg ervoor dat er dezelfde (witte) kentekenplaat op zit als de auto die ‘m trekt
- Controleer of de wagen goed vergrendeld vast zit op de trekhaak, doe altijd de trekhaakhendel een keer open en dicht, en controleer of de beveiliging is aangebracht
- Zorg ervoor dat het steunwiel goed wordt geborgd
- Controleer voor het wegrijden altijd de verlichting en de remmen
- Plaats de achterbalk zodanig dat de boten niet te ver uitsteken
- Controleer voor het wegrijden altijd of de boten goed vastliggen, volgens het oplaadschema zijn geladen en dat de riemenbak netjes is afgedekt
2.10.3
Het rijden met een boten- of wherrywagen mag niet worden onderschat. De lengte van de aanhanger is veel groter dan van een ‘bakkie‘ en je kunt op onverwachte plaatsen terecht komen waar het moeilijk is om te manoeuvreren. Als je voor het eerst een boten- of wherrywagen gaat trekken is het handig dit onder begeleiding te doen van iemand die hier ervaring mee heeft.
Wind
Een botenwagen is tevens een grote windvanger achter je auto: Ga bij een KNMI-weercode geel (gevaarlijk weer), oranje (extreem weer) of rood (weeralarm) nooit met de boten- of wherrywagen op pad. Bij twijfel laat je ‘m – eventueel in overleg met de Wedstrijd- of Toercommissie – gewoon staan en dan halen we ‘m later wel op; veiligheid boven alles.
Regels voor gebruik botenwagens zie bijlage bij Hoofdstuk 2 (Materiaal)
2.11 Reddingsvesten (zie ook Hoofdstuk 9 Veiligheid)
2.11.1 Wat is een reddingsvest?
Reddingsvesten zoals bij RV Breda in gebruik, dienen om een drenkeling te laten drijven. Zelfs als je bij het verlies van bewustzijn met je neus omlaag in het water zou komen te liggen, dan zorgt het reddingvest ervoor dat je snel automatisch op je rug draait en weer kunt ademen.
Een reddingsvest is kwalitatief superieur aan een drijfhulpmiddel (ook wel zwemvest of vaststofvest). Een drijfhulpmiddel helpt een zwemmer krachten te sparen. RV Breda heeft geen drijfhulpmiddelen; deze zijn niet ontworpen om een bewusteloze drenkeling automatisch op zijn rug te draaien. Bovendien hinderen ze de drenkeling bij het zwemmen (hoezo zwemvest?).
Reddingsvesten zijn kostbare hulpmiddelen (ca. €200 per stuk) die een verstandig gebruik vergen.
Reddingsvesten zijn te verdelen in drie types:
- Automatisch opblazende reddingsvesten (met een CO2-patroon en een smelttablet), activering door contact met water.
- Handbediende reddingsvesten (met een CO2-patroon), die zich opblazen na activering met een trekknop; deze zijn alleen bedoeld voor stuurlieden die voorin in een boot liggen.
- Reddingsvesten zonder opblaasmechanisme maar met een vast drijflichaam; deze zijn wat dikker dan de eerste twee types.
2.11.2 Wie gebruiken een reddingsvest en wanneer?
Reddingsvesten staan ter beschikking van leden van de RV Breda bij het roeien en varend coachen. Gebruik door buitenstaanders uitsluitend in overleg met de materiaalcommissaris.
Reddingsvesten worden verplicht gedragen:
- In motorboten altijd door de gehele bemanning
- In roeiboten door stuurlieden bij een temperatuur onder 10°C.
- Als een verantwoordelijke instantie (wedstrijd/evenementen organisatie, waterwegbeheerder, eigen admiraal/kapitein) het voorschrijft.
Voor CAR-roeiers: Bij het aangepast roeien geldt de regel dat de stuurman/vrouw en de roeier met een beperking altijd een reddingsvest dragen. De boegroeier draagt geen reddingsvest. De gedachte hierachter is dat de stuur bij het te water raken van de roeier degene is die hem of haar moet assisteren in veiligheid te komen. De boeg moet beweeglijk blijven en niet gehinderd worden door een opgeblazen reddingsvest.
Toelichting voor voorin liggende stuurlieden: gebruik van automatisch opblazende reddingsvesten zou bij contact met water leiden tot vastgeklemd zitten in de stuurpositie. Daarom dragen voorin liggende stuurlieden een handbediend vest. De boeg van de vier ziet hierop toe.
2.11.3 Instructie over gebruik van reddingsvesten
Met de leiding belaste roeiers en bootslieden (boegen bij vieren zonder, boegen in CAR-boten, motorbootbestuurders en kapiteins/admiraals) zien erop toe dat degenen voor wie het gebruik van het reddingsvest verplicht is gesteld, behoorlijke instructie in het gebruik hebben ontvangen. Deze instructie wordt regelmatig herhaald en staat ook beschreven op de locatie waar de reddingsvesten hangen. Roeiers die incidenteel een reddingsvest wensen te gebruiken, dienen zichzelf op de hoogte te stellen van de gebruiksregels. Zie de instructiekaart onderaan dit hoofdstuk.
2.11.4 Waar bevinden de reddingsvesten zich?
Elke categorie gebruikers heeft een eigen ophangrek. Zij kunnen hier een vest nemen en dienen dat na gebruik terug te hangen. Bij eventuele gebreken of schade (bijv door contact met water, benzine of andere schadelijke middelen) een melding maken in BRS met vermelding van het vestnummer dat op de rugband van het reddingsvest geborduurd staat.
Automatisch opblazende reddingsvesten
- Er hangen 6 rode reddingsvesten (2 per motorboot) in de motorbotenloods/oude werkplaats (roeicommissaris/jeugdcommissaris);
- Er hangen 2 zwarte reddingsvesten in de botenloods-sociëteit voor gebruik door de Commissie Aangepast Roeien
- Er hangen 6 blauw/groene reddingsvesten in de botenloods-sociëteit voor algemeen gebruik, meestal door stuurlieden of bij toertochten.
Handbediende reddingsvesten
Er hangen 2 zwarte reddingsvesten met geel label “handbediend” in de botenloods-sociëteit speciaal voor gebruik in liggende stuurpositie.
Reddingsvesten met een vast drijflichaam:
Er hangen 2 oranje reddingsvesten met een vast drijflichaam voor kinderen en 3 oranje reddingsvesten met een vast drijflichaam voor volwassenen in de botenloods-sociëteit; deze zijn bedoeld voor passagiers van boten (wherry’s).
2.11.5 Veiligheid en betrouwbaarheid
Wie een reddingsvest gebruikt moet ervan uit kunnen gaan dat deze functioneert als de nood aan de man komt. De materie waarvan onze vesten is gemaakt, is onder meer gevoelig voor vuil, benzine, desinfectiemiddelen en vloeibare allesreiniger. Daarom nooit wegleggen op vloeren en op benzinetanks! Schoonmaken alleen door deskundigen. De vesten worden regelmatig gecontroleerd door de Materiaalcommissie en periodiek gekeurd door een extern bedrijf. De gebruiker wordt geacht volgens de voorschriften om te gaan met het reddingsvest en eventuele gebreken direct te melden in BRS. Dit geldt te meer als een vest met een CO2-patroon daadwerkelijk is geactiveerd, omdat dan de patroon en (mogelijk ook) de smelttablet moeten worden vervangen.


- Hoofdstuk 1 – Algemene Inleiding
- Hoofdstuk 2 – Materiaal
- Hoofdstuk 3 – Basisinstructie Crewclass
- Hoofdstuk 4 – Basisinstructie Masterclass
- Hoofdstuk 5 – Afroeien
- Hoofdstuk 6 – Wedstrijdroeien
- Hoofdstuk 7 – Toerroeien
- Hoofdstuk 8 – Jeugdroeien
- Hoofdstuk 9 – Veiligheid
- Bijlage 1 bij hoofdstuk 2- Materiaal – Regels voor gebruik botenwagens
- Bijlage 2 bij hoofdstuk 2 – Materiaal – Regels voor gebruik wherrywagen
- Bijlage 3 – Roeitermenlijst ABC
- Bijlage 4 bij hoofdstuk 9 – Vaarreglement