Skip to main content

3.1 Informatiekanalen Crew Class
3.2 Wat leer je
3.3 Techniek van roeien
3.4 Sculhaal
3.5 Bladwerk
3.6 Leren roeien
3.7 Sturen
3.8  Tillen en commando’s bij C-boten

 

3.1 Informatiekanalen voor Crewclass

3.1.1 Het Roeiboek en het Theorieboek

Op de Website van RV Breda geeft het Roeiboek je alle benodigde basisinformatie. Het Roeiboek is bedoeld als bron van gezamenlijke kennis en als naslagwerk. Als leerboek is het Theorieboek ontwikkeld. Het doel daarvan is om op een logische manier de basislessen op te bouwen. Zowel instructeurs als cursisten gebruiken het. Het is gebaseerd op het Roeiboek (zelfde info als in Hoofdstuk 3) en op de lesmodule voor de Jeugdroeiers.

Je vindt het op de website onder Commissies/Instructie:  Theorie_Crew_Class

Nuttig is daar ook een A4’tje met de belangrijkste ‘Snelle_vraagbaak voor beginners

Op deze manier wordt de basiskennis binnen de vereniging op dezelfde lesstof gebaseerd en zo breed mogelijk aangeboden. Na de basisinstructie Crewclass kun je binnen de vereniging verschillende kanten op. Voor Masterclass zie Hoofdstuk 4, voor Toerroeien zie Hoofdstuk 7, voor Jeugdroeien zie Hoofdstuk 8.

3.1.2 De website en Easy All

Op de website vind je de meest recente mededelingen van het bestuur, de commissies, over afroeien, wedstrijden enz. Naast verslagen met foto’s ook informatie over toertochten en lessen. Verder de agenda met toekomstige gebeurtenissen van belang, informatie over het weer en de watertemperatuur, vaarverboden en waarschuwingen. In het clubblad Easy All vind je verslagen van wedstrijden en tochten, interviews, veiligheidsberichten en andere informatie. Maak er een gewoonte van de website te bezoeken, al was het maar voor de weersinformatie. Wil je op de hoogte blijven van wat er in de vereniging speelt, lees dan de berichtgeving op de website en in Easy All.

3.2 Wat leer je?

3.2.1 Wanneer je voor het eerst in een roeiboot stapt zul je moeten wennen aan het opvolgen van de commando’s en aan het leren beheersen van de vereiste roeitechniek. Daarbij komen de veiligheidsvoorschriften van de vereniging en de vaarregels die gelden op het water. Kennis van het bootmateriaal is essentieel om zelf commando’s te kunnen geven en aanwijzingen van instructeurs te kunnen opvolgen. Je leert ook hoe je een boot behoort te behandelen en te onderhouden. In de boot ontwikkel je bootgevoel, bladwerk, stuurvaardigheid en nog veel meer. De Crewclass heeft een vol programma om je klaar te stomen om zelfstandig het water op te mogen. Daarom worden er ook theoriemomenten ingelast en wordt de cursus afgesloten met een theorie-  en een praktijktoets. Zie Hoofdstuk 5 Afroeien. Op de website vind je onder Agenda de geplande afroeimomenten.

3.2.2 Goed roeien ziet er eenvoudig en gemakkelijk uit. Echter, een hoge mate van coördinatie en controle van de motoriek is hiervoor vereist. De roeier moet niet alleen zijn lichaamsbewegingen coördineren maar ook de driedimensionale beweging van hendel van zijn/haar riemen onder controle houden. Daarnaast en ook hierdoor moet de boot ook nog in balans gehouden worden. Roeien is een logische, natuurlijke beweging. Het is de kunst om geen abrupte bewegingen te maken die de boot doen hokken of afremmen. Lichaamsbeweging, hendelvoering (roei.app) en rijden moeten in overeenstemming zijn met de snelheid van de boot.  In dit hoofdstuk wordt een poging gedaan je in het kort inzicht te geven in de essenties van de roeihaal.

3.3 Techniek van roeien

3.3.1 Natuurlijke roeistijl

De hier gepresenteerde roeitechniek is een logische, natuurlijke beweging. Er is geen plaats voor overdreven of abrupte bewegingen die de snelheid van de boot doen afremmen. De beweging van het lichaam, het bladwerk en het rijden moeten in overeenstemming zijn met de snelheid van de boot. In het begin van de haal zet de roeier zijn blad vast in het water, terwijl hij tegelijkertijd zijn voeten tegen het voetenbord duwt. Daardoor verplaatst het lichaamsgewicht zich van het bankje naar de riem (hangen aan de riem). Het bovenlichaam en de armen geven alleen weerstand terwijl de benen uitgetrapt worden. Naar het einde van de beentrap toe zwaait de romp naar achteren, gevolgd door snel buigen van de armen. De benen, romp en armen werken in een logische en natuurlijke volgorde samen, elkaar gedeeltelijk overlappend. Op deze manier wordt gedurende de hele haal een gelijkmatige druk op het blad geleverd.

Wanneer roeiers begrijpen wat ‘hangen’ is, hoef je ze niet meer uit te leggen, wanneer ze hun rug moeten openvouwen of wanneer ze hun armen moeten buigen. Hangen aan de riem bepaalt de natuurlijke bewegingsvolgorde. Een ander uitgangspunt van de natuurlijke roeistijl is dat alle bewegingen afhankelijk zijn van elkaar en in overeenstemming met de snelheid van de boot. Op deze manier lijkt de hele haalcyclus, ongeacht de cadans, eenvoudig, vloeiend en gemakkelijk. Een vloeiende haal maakt foute bewegingen, zoals abrupte versnellingen of rukken, meteen zichtbaar.

3.3.2 Fasering

Roeien is een cyclische sport, want een roeier herhaalt steeds dezelfde volgorde van bewegingen (de haal). Wanneer we het hebben over de roeihaal bedoelen we de roeicyclus. Deze bestaat uit twee fasen:

  • De arbeidsfase – het ‘stuwen’ – wanneer het blad in het water zit.
  • De herstelfase – wanneer het blad uit het water is en wanneer de roeier keert op de sliding om de volgende haal te beginnen.

3.3.3 Haalvolgorde

Om een goed beeld en begrip van de roeihaal te ontwikkelen, hebben we deze in een aantal stappen verdeeld:

  • De herstelfase
  • Inpik
  • Eerste deel van de arbeidsfase
  • Tweede deel van de arbeidsfase
  • Einde van de drive
  • Uitpik en rondje achter = Laatste deel van de haal

 

3.3.4 Haalbeeld

De veranderingen in de hoeken van knieën, heupen en ellebogen bepalen de ‘werkhoudingen van de belangrijkste roeispieren in benen, rug en armen. Om het leerproces en de begripsvorming te bevorderen zullen we drie controlepunten onderscheiden voor iedere stap:

  • De kniehoek bepaalt de beenarbeid en de plaats van het bankje
  • De heuphoek bepaalt de stand van het bovenlichaam
  • De ellebooghoek bepaalt de stand van de armen en hoe de armen arbeid leveren

 

 

Op bovenstaand plaatje is duidelijk te zien hoe de hoeken van de drie controlepunten moeten zijn bij respectievelijk de inpik en vlak voor de uitpik.

3.3.5 Roeicyclus stap voor stap

Op de volgende pagina’s wordt de roeicyclus stap voor stap uitgelegd. We beginnen met het eerste deel van de herstelfase. In de herstelfase rijdt de roeier niet alleen op, maar bereidt zich ook voor op het volgende kritische moment, het plaatsen van het blad in het water. Wanneer niet goed wordt ingebogen veroorzaakt dat een reeks van fouten, zoals: het in de boot duiken met de handen en schouders, vlaggen, water missen, enzovoort. Daarom kan het niet genoeg benadrukt worden dat de herstelfase goed moet worden uitgevoerd en het lichaam zich op de juiste manier voorbereidt.

3.4 Scullhaal

3.4.1 De Scullgreep

Beginnende roeiers moeten in een vroeg stadium leren hoe de riemen moeten worden vastgepakt. Een verkeerde greep geeft aanleiding tot veel fouten, en het is moeilijk om dit te veranderen wanneer de verkeerde greep eenmaal is aangeleerd.
Wees daarom niet bang om veel tijd te besteden aan het uitleggen aan beginnende roeiers van de juiste greep. Leer ze hoe de riemen moeten worden vastgepakt, voordat je ze iets anders leert. Begin bijvoorbeeld iedere training met aandacht te besteden aan de greep en aan het draaien.
Bij het scullen liggen de vingers ontspannen over het uiteinde van de hendels en drukken de duimen de riemen tegen de dollen. Doldruk houden.
De handpalmen zijn los van de hendels en de polsen blijven vrijwel gestrekt gedurende de arbeidsfase en de herstelfase. Het draaien van het blad gebeurt door de riemen in de haak van de vingers af te rollen, niet in de handpalmen.

3.4.2 Fasen van de scullhaal

  • De arbeidsfase – het ‘stuwen’ – wanneer het blad in het water zit.
  • De herstelfase – wanneer het blad uit het water is en wanneer de roeier keert op de sliding om de volgende haal te beginnen.

3.4.3 Arbeidsfase

3.4.3.1 De inpik

De kniehoek is op z’n scherpst en de schenen staan bijna verticaal. Het lichaam is volledig samengedrukt.
Met een natuurlijke lichaamshouding reikt de roeier naar voren vanuit de heupen met een licht gebogen bovenlichaam.
De zithouding is hoog en ontspannen, waarbij de roeier zijn hele lengte en reikwijdte gebruikt. De armen zijn daarbij volledig naar voren gestrekt. Neus omhoog.

3.4.3.2 Het eerste deel van de arbeidsfase

De kniehoek wordt platter. Direct nadat de bladen in het water zijn gevallen, wordt het lichaamsgewicht met flinke kracht van de benen op het voetenbord overgebracht.
Het bankje bevindt zich snel halverwege op de sliding en beweegt richting boeg.
De heuphoek moet in het eerste deel van de haal onveranderd blijven. Hierdoor wordt de kracht zeer horizontaal uitgeoefend.
De spieren in de buik, rug, schouders en armen zijn aangespannen en zorgen voor een goede overbrenging tussen de benen en de bladen. Het bovenlichaam richt zich niet op. De armen moeten gestrekt blijven en zonder armkracht hang je aan de riemen.

3.4.3.3 Het tweede deel van de arbeidsfase

De kniehoek is nog licht gebogen. Het bankje bevindt zich op het laatste kwart van de sliding. De benen staan in de meest efficiënte houding, net voor de laatste druk naar beneden.
De heuphoek is geopend, en de rompzwaai gaat de kracht overnemen van de beentrap. Het bovenlichaam staat in een lange en verticale of bijna verticale positie.
De armen zijn nog steeds gestrekt maar staan op het punt om te gaan buigen. Zodra de handen elkaar kruisen, gaat de stuurboordhand net over de bakboordhand.
De riemen naderen de stand waarbij ze loodrecht op de boot staan. Vanuit mechanisch oogpunt is dat het meest efficiënte deel van de haal. Het lichaamsgewicht hangt nog steeds tussen de handvatten en het voetenbord.

3.4.3.4 Het einde van arbeidsfase, het stuwen

De kniehoek is vlak en de benen zijn bijna uitgetrapt. De benen eerst en daarna de rug, ze beëindigen hun werk vrijwel gelijktijdig. De benen blijven tot het einde van de drive tegen het voetenbord drukken, en zorgen voor goede ondersteuning om de haal af te maken. Houd het hoofd en kin rechtop en neem in de laatste beweging het hoofd mee in de beweging naar achteren.
De heuphoek is open en het bovenlichaam hangt achterover. Haal steeds aan in een mooie rechte lijn, niet te hoog en niet naar je schoot. Hoofd en schouders moeten achter het bankje zitten zonder dat de roeier in elkaar zakt. Houd je rug- en buikspieren op spanning, zit sterk.
De ellebooghoek wordt scherper als de handen door het laatste stukje van de drive gaan. De voeten houden goed druk op het voetenbord. De onderarmen blijven vlak met hoge ellebogen. Het is nodig om gelijkmatige druk op de bladen te houden ondanks de versnelling van de boot.

3.4.3.5 De uitpik en het rondje achter

 

Bij de uitpik maken de handen een snelle halfronde beweging naar beneden om daarna snel te kunnen wegzetten zonder contact te maken met het lichaam. De stuurboordhand blijft net iets boven de bakboordhand totdat de handen vrij zijn van elkaar.

 

3.4.3.6 Het laatste deel van de haal, de wegzet

De kniehoek is vlak en de benen zijn uitgetrapt. Houd nog steeds licht contact met het voetenbord.
De heuphoek is open en het bovenlichaam hangt achterover aan de buikspieren.
De ellebooghoeken zijn 180° en de armen en rug worden naar voren gestrekt zonder op te rijden. De armen trekken het bovenlichaam als het ware naar voren. De wegzet gebeurt snel met romp en armen tegelijkertijd (moderne wegzet) en de roeier zit ergens tussen vaste bank en ¼ bank volledig ingebogen en met gestrekte armen klaar om op te rijden.

3.4.4 De herstelfase

3.4.4.1 Eerste deel van de herstelfase

Na het wegstrekken en inbuigen begint de herstelfase en het oprijden in een rustig tempo. Neem hier je rust. De heuphoek is vrij scherp en het bovenlichaam leunt naar voren en is op volle lengte met gestrekte rug.
De roeier hoeft alleen maar naar voor te glijden. Rijd langzaam op met het hoofd omhoog en houd core stability (zijdelings gefixeerde heupen). Een boot met roeiers zonder core stability zal willekeurig naar beide boorden rollen of zelfs heftig wiebelen. Balans is alles bij het roeien.

3.4.4.2 Tweede deel van de herstelfase

De kniehoek wordt scherper; het bankje zit op het midden van de slidings. De heuphoek is vrij scherp; het bovenlichaam leunt naar voren en is op volle lengte. De armen zijn gestrekt, maar de ellebogen staan niet ‘op slot’. Het is belangrijk om de hele lengte te pakken, met de armen en het lichaam op volle lengte, zodat je alleen maar naar de inpik hoeft te glijden. Zit gefixeerd, geen onnodige bewegingen meer, kin omhoog

3.5 Bladwerk

3.5.1 Bladwerk is een vaardigheid met een directe invloed op de beweging en snelheid van de boot. Daarom besteden veel coaches veel meer aandacht aan goed bladwerk dan aan de beweging van het lichaam. Maar het bladwerk is ook een directe weerspiegeling van wat er in de boot gebeurt. Het is mogelijk om of de beweging van het lichaam of het bladwerk te veranderen en een verbetering in het andere element te constateren. Hiernaast wordt perfect bladwerk schetsmatig weergegeven:

3.5.2 Herstelfase

Tijdens de herstelfase bewegen de bladen richting boeg in een horizontaal vlak op constante hoogte boven het water. De roeier moet zorgen voor voldoende afstand tot het water, zodat het blad gemakkelijk verticaal gedraaid kan worden zonder het water te raken.

3.5.3 Verticaal draaien

Het verticaal draaien van het blad/bladen (klippen) begint zodra de handen de knieën zijn gepasseerd, na de derde stop. Het draaien moet gelijkmatig worden uitgevoerd met constante snelheid en mag het voortbewegen van de bladen voor de inpik niet afremmen of stoppen (stilzitten). Tijdig klippen helpt om euvels te voorkomen als naduiken, missen van een stuk van de haal, diepen als gevolg van een ruggenzwaai en door het bankje trappen.

3.5.4 Inpik

Het blad moet tijdig in het water geplaatst worden, als een voortzetting van de herstelfase. Het plaatsen moet gelijkgeschakeld worden met de snelheid van de boot, zonder teveel frontsplash of backsplash. Beginners kunnen wel een kleine backsplash maken, om er zeker van te zijn dat ze geen water missen. Het is de bedoeling om de zwaartekracht of het gewicht van de riemen te gebruiken om het blad te plaatsen, in plaats van kracht. Het vasthaken van het blad moet onmiddellijk gevolgd worden door het uitoefenen van een horizontale kracht (beentrap) zodra de bladen onder water zitten.

3.5.5 De arbeidsfase
Tijdens de arbeidsfase blijven de bladen links en rechts even ver onder water op een diepte van 5 tot 8 cm onder het wateroppervlak. Omdat de boot versnelt tijdens de haal is het belangrijk dat de riemen ook versneld worden, zodat een effectieve horizontale druk op de bladen tegen het water gehandhaafd blijft.

3.5.6 Loslaten
Het loslaten van het water volgt direct na de laatste duw van de boot. De roeier moet een vlugge, schone, vloeiende, halfronde handbeweging maken om de bladen, nog steeds verticaal, uit het water te halen. Het horizontaal draaien begint zodra het blad helemaal uit het water is. De baan van de hendels is zeer horizontaal tijdens zowel de arbeidsfase als de herstelfase. Bij de inpik en uitpik maken de hendels een halfronde beweging. De hele beweging (verticaal draaien, inpik, uitpik en horizontaal draaien) moet worden aangepast aan de snelheid van de boot en het tempo.

3.6 Leren roeien

3.6.1 Kijken naar anderen
Vooral met behulp van bewegende beelden kan een goed inzicht worden verkregen in de dynamiek van de roeihaal. Maak gebruik van de instructievideo: ‘De Nederlandse roeitechniek, deel 1 en deel 2’, te vinden op YouTube of via de website van de KNRB. Daarnaast is een scala aan beeldmateriaal van toproeiers en roeiploegen te vinden op internet. Zo zijn veel beeldverslagen te vinden via worldrowing.com en nlroei.nl (roeitv), naast natuurlijk YouTube. Observeer andere roeiers en ploegen om te leren roeien, niet alleen van de goede voorbeelden maar ook van de fouten van anderen kun je leren. Door veel te observeren en dit om te zetten in het visualiseren van een goede roeihaal word je sneller een betere roeier.

Op de site www.roeiapp.nl (van Jeroen Brinkman) worden roeifouten en wat je daaraan kunt doen besproken, gefilmd en uitgelegd. Ook basishandelingen voor het afstellen van de boot en het voetenbord komen voorbij. Wanneer je weet waar je kunt verbeteren, kun je daar vaak zelf mee aan de gang. Ook als naslag handig. Jeroen verzorgt landelijk trainingen voor roei-instructeurs en ploegcoaches, ook bij RV Breda.

3.6.2 Ontwikkelen van vaardigheden
Een goede roeihaal is vooral aan te leren door veel te roeien. Alleen zo kun je de coördinatie van de hierboven beschreven bewegingen en houdingen in de boot inslijpen. Bij het roeien zijn verder de volgende basisvaardigheden van belang:

  • Algemeen:
    • Het in evenwicht brengen van de boot. Balans.
    • Gelijk roeien als ploeg.
    • Het laten “glijden” van de boot en de snelheid niet verstoren.
    • Het haalbeeld leren aanpassen aan dat van je ploeg.
    • Timen van de verhouding tussen haal en recover/herstel.
  • Herstelfase:
    • Timen van het uitzetten en wegzetten van de riemen.
    • Timen van het oprijden om de boot zijn optimale snelheid te laten behouden.
    • Het plaatsen van de bladen tijdens het oprijden.
  • Arbeidsfase:
    • Optimaal oppakken van de boot, trappen zodra je voelt dat de bladen in het water liggen.
    • Zo lang mogelijk contact houden met je voetenbord.
    • Het koppelen van beentrap, rugzwaai en aanhalen van de armen (bij de rugzwaai neem je je hoofd een beetje mee in deze beweging).
    • Het versnellen van de boot in de drive fase.
    • Clean/verticaal uitpikken van de bladen.

3.6.3 Oefenen op het water en op de ergometer
Deze vaardigheden kun je alleen aanleren door veel te roeien en oefening baart kunst, dat wil zeggen een goede roeihaal. De beste oefening doe je natuurlijk in de boot. Een nuttige aanloop is het oefenen van de roeihaal in de roeibak op het vlot. Ook de roeiergometer is een goed instrument om je roeibeweging te trainen. Naast Concept-2 ergometers beschikt de roeivereniging over een Rowperfect ergometer die speciaal geschikt is voor het trainen van timing en coördinatie. Probeer zodra je enig niveau bereikt hebt ook met meer ervaren roeiers in de boot te stappen om het gevoel van goed en ritmisch roeien te ervaren. Uiteraard boek je door een goede coaching en instructie snel vooruitgang.

3.7 Sturen

3.7.1 Wenken voor de stuurman

  • Vóór de afvaart controleert de stuurman of de boot is afgeschreven, of de riemen op de juiste plaats zitten, of overslagen en luikjes dicht zijn e.d.
  • Vóór het instappen of uitzetten let hij op de situatie op het water, ook achter zich.
  • Spreek duidelijk en gebruik de standaardcommando’s.
  • Praat niet onnodig met de slag, het hindert de andere roeiers.
  • Blijf attent op scheepvaart en andere gebruikers van het vaarwater.
  • Kijk ver vooruit en houd rekening met onverwachte gebeurtenissen.
  • Commando’s algemeen

De stuurman heeft als ‘instrumenten’ voor het manoeuvreren met de boot niet alleen een roer (zij het met een beperkt effect), maar ook de roeiers tot zijn beschikking. Hij moet voor hen altijd de commando’s duidelijk en voor een ieder verstaanbaar uitspreken en verlangen dat deze direct worden opgevolgd.

Commando’s bestaan uit twee gedeeltes: een waarschuwings- en een uitvoeringsgedeelte. Bijvoorbeeld: “stuurboord halen……nu!”. In het eerste gedeelte van het commando wordt zoveel mogelijk aangegeven wie wat gaat doen. Het tweede gedeelte geeft het moment waarop het gebeuren moet aan. Dus zeg altijd ” nu!” erachter.

3.7.2  Begrippen

STUURBOORD =GROEN
rechts in vaarrichting
rechts van de stuurman
links van de roeier
BAKBOORD =ROOD
links in de vaarrichting
links van de stuurman/vrouw
rechts van de roeier
BOEG =de roeier die het dichtst bij de voorpunt zit
SLAG =de roeier die het dichtst bij de achterpunt zit
BOEGEN =boeg en de roeier voor de boeg (in vieren en achten)
SLAGEN =slag en de roeier achter de slag (in vieren en achten)
EEN, TWEE, DRIE, ENZelke roeier heeft een nummer. De boeg is 1, oplopend naar de slag.

3.7.3 Sturen, koers, aankomen en rondmaken

3.7.3.1 Vaar in principe altijd zoveel mogelijk in een rechte lijn; daardoor kunnen de stuurbewegingen klein blijven en ontstaat een minimale extra weerstand als gevolg van het sturen. Stuur bij deze kleine koerscorrecties tijdens de recover (het oprijden). Het maken van een roeruitslag als de riemen een haal maken heeft geen enkel zin, de weerstand van zo’n “brede” boot is veel te groot om enig effect op het roerblad te bewerkstelligen.

3.7.3.2 Moet er een grotere koersverandering gemaakt worden, trek dan met een niet te grote, doch constante kracht aan één van de stuurlijnen. Beperk de roeruitslag tot ongeveer 30°. Kijk ter controle eens achterom en probeer zelf te voelen, met welke kracht op de stuurlijn je de maximale hoek van 30° bereikt. Bij een grotere kracht, dus een grotere roerhoek (boven 30° roeruitslag), wordt het stuurresultaat slechter: de sturende kracht neemt af en de remmende kracht neemt toe. Het gaat dus om: subtiel sturen, met een kleine, maar constante kracht. Is de gewenste koersverandering te groot om deze alleen met het roer te bereiken, gebruik dan bovendien commando’s als: “SB/BB best”, of “BB/SB houden en rondmaken”. Houd er hierbij rekening mee dat een boot beter van koers verandert door te houden (remmen) aan één boord dan harder te halen aan één boord.

3.7.3.3 Het aankomen

Aankomen doe je in het algemeen tegen de wind of soms tegen de stroom in. Ga voor de aanlegmanoeuvre uit van een hoek van aankomst van ongeveer 30°, iets kleiner voor langere boten (voor een acht bijv. ca. 20°) en iets groter voor kortere boten (voor een wherry ongeveer 40°). Bedenk, dat de aankomstsnelheid aan deze hoek en het boottype dient te worden aangepast: meer snelheid bij een grotere hoek en minder snelheid bij een kleinere hoek. Kies vooral goed positie op het water om de aanlegmanoeuvre juist in te zetten. Als je niet goed uit komt, modder dan niet door, maar stop tijdig (houden gelijk of strijken gelijk) en begin opnieuw.

3.7.3.4 De wind bij het aankomen

De wind kan een groot probleem zijn bij het uitvoeren van manoeuvres. Eigenlijk mag de wind geen invloed hebben op de keuze van de hoek van aankomst (dus altijd + 30°). Vaar in geval van meewind langzaam en laat vroeg lopen. Houd bij tegenwind er goed de vaart in. Anders wordt het bij dwarswind. Je hebt nu bovendien te maken met verleieren (dwarsuit wegdrijven). Het is dan zaak om de punt van de boot voldoende in de richting van de wind te houden. Vooral dit laatste vereist veel praktische oefening.

De ‘lage wal’ is de wal, waar de wind je heen drijft. Vaar bij harde wind er niet te dicht langs, anders raak je aan lager wal.

3.7.3.5 Rondmaken

  • Bedenk, dat je door te halen of te strijken aan één boord, behalve “rond” ook wat vooruit of achteruit gaat.
  • Wil je in een nauw vaarwater rond maken, laat dan halen en strijken zonder oprijden.
  • Is het erg krap, zeg dan niet “rond”, maar “halen SB”, “strijken BB” enz.; dan kun je zo nodig twee of meer keer achter elkaar laten halen (of strijken).
  • Bij sterke dwarswind kan je beter rondmaken aan de hoge wal in plaats van aan de lage wal.
  • Soms, afhankelijk van de situatie, moet je bij zijwind zo rond maken, dat de boeg “door de wind” gaat: halen gaat dan tegen de wind in waardoor je minder afdrijft.
  • Hoewel je goed weet, dat bij een varende boot na bv. “houden SB” logisch volgt: “over SB rond” moet je even nadenken, hoe dat werkt bij achteruitvaren. Hier volgt op “houden SB” zo nodig “over BB rond”, zie tekening.

3.7.3.6 Golven

Het is voor je roeiers prettig, als je hoge golven van passerende boten buiten boord weet te houden. Leg de boot stil evenwijdig aan de golven, bladen plat op het water en het boord aan de kant van de golf optillen (commando: “Uithouden beide bladen”) en zo nodig het boord aan de kant van de golf optillen (commando:”BB/SB hoog”). Het helpt ook als de ploeg daarbij overhangt naar het lage boord. Het kan verstandig zijn hiermee halverwege de passage te beginnen om wegzetten van de boot door hekgolven richting wal te voorkomen. Houd ook zijdelings afstand vanwege de aanzuigende effecten van vrachtschepen.

3.7.3.7 Onoverzichtelijke situaties

 

  • Zorg bij het doorvaren van een vernauwing (brug of zijsloot) altijd, dat je er recht voor komt, in een smal bruggat valt weinig meer te sturen, zeker als je ook nog moet laten slippen.
  • Verminder bij onoverzichtelijke situaties snelheid en vraag of de boeg mee uitkijkt. Houd er hierbij rekening mee dat een boot die geen vaart meer heeft ook niet meer reageert op het roer.
  • De slag waarschuwt de stuurman voor oplopers, maar de stuurman kijkt zelf ook regelmatig achterom. De boeg waarschuwt een voorin liggende stuurman.

3.8  Tillen en commando’s bij C-boten

3.8.1 Algemeen

C-boten zijn relatief zwaar en worden meestal met meer roeiers getild dan het aantal roeiplaatsen. De procedure voor het inleggen en uitnemen van de boot in/uit het water vind je hieronder uitgelegd.

Til vanuit de benen en met een rechte rug. De vuistregel is: tillen met aantal roeiers van een boot + 1 (voor het puntje). Maar bij twijfel: tillen met teveel mensen is beter dan met te weinig. De stuurman organiseert het naar buiten en binnen dragen van de boot. Als er geen stuurman is neemt een roeier de leiding. Er is maar één persoon die de leiding heeft. Bij het tillen letten allen op dat punten en riggers geen schade oplopen en/of aanbrengen aan/van andere boten, deuren, stellingen enzovoorts.

Altijd tillen aan:

  • de voorpunt
  • de achterpunt
  • de spanten en binten
  • de speciale tilbeugel bij sommige boten

Nooit tillen aan:

  • het voetenbord
  • de stuurstoel
  • de slidings
  • de diagonaallatten en de rigger

3.8.2 Kraan

Sommige boten kunnen met de Kraan worden getild. Daarvoor zijn speciale tilhaken aan de boten gemaakt. Zie: Kraangebruik – Roeivereniging Breda Vraag een bevoegheid aan via Commissaris Materiaal. Zie ook Hoofdstuk 2.

3.8.3 Tillen en commando’s bij C-boten (voor gladde boten zie Hoofdstuk 4)

1. Vanuit de loods naar het Bredavlot

  • Controleer voor het naar buiten brengen van de boot of er ruimte op het vlot is en zorg dat de riemen (met het blad van de vereniging af) “netjes” klaar liggen op de vlotrand aan walzijde.
  • De boot pas naar buiten brengen als de ploeg compleet is. Vertrekkende boten hebben voorrang op aankomende boten. Echter geen boten naar het vlot brengen als er aankomende boten liggen te wachten.
  • Doe vooraf de veiligheidscontrole van de boot 2.5 Theorieboek en H9 Roeiboek.
CommandoActie
Aan de boorden De roeiers pakken de boot vast bij de eigen roeiplaats of bij de uiteinden.
Tillen gelijk…nu! De boot ligt op een stelling: De boot wordt van de stelling genomen en in het gangpad getild. Hierbij wordt gelet op huid en dollen. De boot mag nooit over de stelling geschoven worden.
Tillen gelijk…nu!De boot ligt op karren of op blokken op de grond: De roeiers verdelen zich aan beide zijden over de boot. De boot wordt, met de kiel naar boven, van de kar genomen. Iedereen heeft het boord met twee handen vast.De roeiers dragen de boot naar het vlot. Bij het uitdragen letten alle tillers op riggers en obstakels.
Draaien naar zee…nu!Op het vlot draaien zij de boot (naar land of naar zee). Het boord dat het verst verwijderd is van zee, bovenlangs over het andere boord draaien. Alleen de grote dwarsspanten vastpakken, nooit riggers, slidings, voetenborden of kruislatten.
Overslagen losElke roeier maakt nog steeds met één hand aan het spant tillend, met de andere hand de overslag los. Check of er een landvast aan de boeg van de boot vastzit.

2. In het water schuiven/tillen van de boot

  • C3- en C4- boten via de rol van het Bredavlot in het water schuiven. Of, bij ongunstige weersomstandigheden, evenwijdig aan het vlot in het water tillen.
  • Controleer voor het naar buiten brengen van de boot of er ruimte op het vlot is en zorg dat de riemen (met het blad van de vereniging af) “netjes” klaar liggen op de vlotrand aan walzijde.
  • De boot pas naar buiten brengen als de ploeg compleet is. Vertrekkende boten hebben voorrang op aankomende boten. Echter geen boten naar het vlot brengen als er aankomende boten liggen te wachten.
  • Doe vooraf de veiligheidscontrole van de boot 2.5 Theorieboek en H9 Roeiboek.
CommandoActie
Boot op de rolDe boot loodrecht op het vlot zetten met de roeiers verdeeld over beide zijden van de boot. De roeiers zetten de boot voorzichtig, met de achtersteven naar het water gericht, met de kielstrip op de rol, (Bredase vlot)
Schuiven gelijk.......nu!De boot wordt nu zachtjes door de roeiers gelijktijdig achteruit, over de rol of over de vlotrand in het water geschoven. Met één hand aan het spant en één hand op het boord wordt de boot recht gehouden. Alleen de kiel mag het vlot raken. Houd de boot recht om te voorkomen dat de huid het vlot raakt. De stuurman neemt vervolgens het landvast en trekt de boot voorzichtig langs het vlot.
Opmerking: bij het uit het water halen van de boot gaat deze ook over de rol of de vlotrand; dezelfde commando's gelden hierbij, alleen in aangepaste volgorde.
OFAls over de rol niet lukt door weersomstandigheden, evenwijdig aan het vlot in het water leggen
Roeiers aan waterzijde omlopenDe roeiers aan landzijde pakken de boot in de spanten/binten, laten de boot op de bovenbenen rusten, terwijl de overigen aan van zee- naar landzijde omlopen. Iedereen heeft het boord met twee handen vast.
Tenen aan de randDe roeiers gaan voorzichtig naar voren en zetten een voet tot aan de rand van het vlot. De tenen mogen niet oversteken.
Ver en zacht wegzettenDe boot nu zachtjes met alle roeiers gelijktijdig rechtstandig in het water zetten. Met één hand aan het spant en één hand op het boord de boot rechthouden, zodat de huid en het eventuele roer nooit de rand van het vlot raken. Pas op voor onnodig beschadigen van de boot. Zorg voor voldoende tillers.
Leg eerst de juiste riem aan de vlotzijde in de dol, doe de overslag dicht. Leg vervolgens de riem aan zeezijde in de dol en doe eventueel de overslag al dicht. Sluit alle luchtkamers.

3. Instappen

CommandoActie
Klaarmaken om in te stappenDe roeiers stellen zich op bij de boot. Iedereen gaat bij de eigen roeiplaats staan. De stuurman staat in het midden en geeft de commando’s. De riem aan de waterzijde wordt naar buiten duwen. De boot wordt zover afgeduwd, dat de riggers bij het instappen vrij blijven van het vlot. Met de hand aan zeezijde beide handgrepen vasthouden, en met de hand aan walzijde de rand van de boot vasthouden.
Instappen gelijkDe voet aan de bootzijde op het opstapplankje plaatsten.
.......éénHet lichaamsgewicht overbrengen op de in de boot geplaatste voet.
.......tweeHet tweede been binnenboord brengen, de voet van dat been – terwijl het eerste been wordt gebogen – in het voetenbord plaatsen
.......drieRustig op het bankje gaan zitten en de voet van het opstapplankje op het voetenbord brengen
Overslagen dichtDraai de overslagen dicht. De stuurman-vrouw controleert of de boot op de juiste wijze is opgetuigd.
Dus: de juiste riemen op de juiste manier in de dollen en alle overslagen dicht en luikjes gesloten zijn.
BedanktGeeft het eind van het uitvoeren van een roeicommando aan, tijdens het roeien. De roeiers gaan ontspannen zitten, met de armen gestrekt en de bladen plat op het water.

4. Op het water, van het vlot uitzetten, wegroeien en ronden

  • Vóór het uitzetten let de stuurman-/vrouw op de situatie op het water, ook achter zich.
  • Check windkracht, -richting en stroming. Spreek duidelijk en gebruik de standaardcommando’s.
  • Praat niet onnodig met de slag, het hindert de andere roeiers. Blijf attent op de scheepvaart.
CommandoActie
Klaar om uit te zetten….Alle roeiers pakken met één hand het vlot vast
Uitzetten gelijk…….nu!Ieder duwt op “nu” met kracht de boot van het vlot af. Haal de riem aan vlotzijde binnen en zet met de bladtip af op de rand van het vlot.
Klapje op bak- of stuurboordOm eerst van het vlot weg te komen: Maak met de riem die zich het dichts bij het vlot bevindt kleine haaltjes, zonder op te rijden (met vaste bank)
Slag klaar makenRij op naar voren en neem de inpikhouding aan.
…….slag klaarDe bladen verticaal in het water zetten;
…….goTrap uit en maak de roeibeweging.
Er zijn ook ploegen die wegroeien vanuit de uitpikpositie: uitzet, klaar, af!

5. Stoppen met roeien

Commando
LaatDit commando wordt gegeven bij de inpik (catch).
.......lopenDit commando wordt gegeven bij de uitpik. De haal afmaken het blad kantelen en de handvatten naar beneden drukken. De de armen en rug strekken en zo de boot in balans houden. De bladen blijven vrij van het water.
......bedanktDe ploeg legt gelijktijdig het blad horizontaal op het water.

6. Vaart afremmen tot stilliggen

Dit commando wordt in het algemeen gegeven na de commando’s “laat lopen”

Commandoactie
Houden beide boordenDe bladen geleidelijk opdraaien en met de bolle kant in het water drukken. Naarmate de bootsnelheid mindert de bladen verder opdraaien tot verticale stand
of
Vastroeien BB/SB =
(licht)houden
BB/SB worden de bladen opgedraaid en met de bolle kant in het water gedrukt.
De bladen worden verder opgedraaid tot verticale stand, naarmate de boot vaart verliest.

7. Achteruit roeien

commandoactie
Strijken gelijk
of
strijken BB of SB
....nu!
Je zit met gestrekte benen. Het (de) blad(en) met de bolle kant naar de boeg draaien en in het water zetten. Door tegen de handvatten te duwen in plaats van te trekken, de boot achteruit laten varen. Tegelijkertijd oprijden. In verband met de constructie van de dol dient dit nooit met veel kracht te gebeuren.
Het roertje mag niet dubbelklappen

8. Keren vanuit stilstand

CommandoActie
Rond over BB of SB ......nu!Draai het blad van de genoemde zijde met de bolle kant naar de boeg. Alle roeiers zitten de tweede stop. Op het commando nu! wordt met de genoemde riem een strijkhaal maken met volledig oprijden. Eenmaal vooraan de slidings gekomen met de andere riem een normale haal maken. De BB-riem en de SB-riem gaan dus beurtelings het water in. De riem die niet door het water wordt gehaald gaat dan dus boven het water rustig mee naar voor of achter en is dus steeds op het juiste moment klaar voor de inzet.
BB of SB
halen of strijken...nu!
De roeier gaat op het commando nu! met de genoemde riem roeien of strijken met korte halen, zonder naar voren te rijden.

9. Koerswijziging tijdens het roeien

CommandoActie
BB best of SB sterkMet het genoemde boord meer kracht zetten, met het andere minder kracht.
Het commando kan ook bij het strijken gebruikt worden.
......en beide riemen gelijkMet beide riemen weer met gelijke kracht halen

10. Obstakels in het water

CommandoActie
Pas op de riemen aan beide boorden
of aan
bak-of stuurboord
Let op dat de riemen opgenoemd boord of boorden nergens tegenaan slaan.
Het wordt aan de roeiers overgelaten of zij de riemen willen intrekken of willen slippen.
Of volgen de commando’s op van de stuur.
........riemen uitHet letten op obstakels kan beëindigd worden.
Normale haalDe eventueel ingetrokken of geslipte riemen worden weer uitgebracht en de roeiers volgen de slagroeier bij het maken van de eerstvolgende haal.

11. Hoge golven op het water

Hoog scherenTijdens het oprijden de riemen hoog boven het water houden en zo lang mogelijk de bladen horizontaal houden tot vlak voor de inpik.
Normale haalAls de golven voorbij zijn de riemen tijdens het oprijden weer in de normale stand houden.

Bij hoge golven, van achter de boot komend, stuur je de boot zo, dat deze parallel aan de golven ligt.
Uithouden beide bladen…..Druk met het blad op de naderende golf en hou contact. Zo druk je de golf als het ware onder de boot door.

12. Doorvaren van een smalle doorgang

De stuur geeft vooraf aan of de doorgang hoog genoeg is om rechtop te blijven zitten of dat de roeiers op commando plat in de boot moeten gaan liggen.

Slippen beide boorden
of
alleen bakboord of stuurboord
Dit commando wordt gebruikt om een smalle of doorgang te kunnen passeren of bij het aanleggen aan een hoge wal, waar de riemen niet opgelegd kunnen worden.

Zorg dat je voldoende snelheid hebt opgebouwd voordat je de vernauwing dicht nadert en schat in hoeveel halen nodig zijn voordat geslipt gaat worden.

Bij het commando nu! De riemen langs je zij naar achteren halen, zodat de bladen vóór je uitkomen, vlak langs de boot, net boven water. De riemen altijd blijven vasthouden.gang te kunnen passeren of bij het aanleggen aan een hoge wal, waar de riemen niet opgelegd kunnen worden.
nu!......Bij het commando nu! De riemen langs je zij naar achteren halen, zodat de bladen vóór je uitkomen, vlak langs de boot, net boven water. De riemen altijd blijven vasthouden.
Riemen intrekkenOok dit commando kan gebruikt worden als de boot een smalle doorgang moet passeren. De riemen worden in de handen gehouden. De genoemde riemen worden door de dol getrokken tot het blad de dol genaderd is.
Riemen uitNa het passeren van de smalle doorgang worden de riemen achtereenvolgens weer uitgebracht waarbij de roeiers de boegroeier volgen bij het maken van de eerstvolgende haal.

13. Kracht tijdens de haal

Volle kracht,
¾ kracht,
½ kracht
Halen met aangegeven kracht, waardoor de boot sneller of langzamer vaart.
.... procentHalen met een bepaald percentage van je kracht, waardoor de boot sneller of langzamer vaart.
Light paddle/ lichte haalHalen met weinig kracht.
SpoelhaalHalen zonder kracht. Als de bladen in het water steken, volgen ze de snelheid van het water. De boot gaat dus steeds langzamer varen.

14. Aanleggen

We naderen het vlotDe roeiers zijn gewaarschuwd, de boeg kijkt mee voor een goede nadering, beginnen in een hoek van ongeveer 30 graden.
Laat....Dit commando wordt gegeven bij de inpik (catch). Bij de inpik ben je opgereden met je bankje.
lopenDit commando wordt gegeven bij de uitpik. De haal afmaken, de bladen kantelen en de handvatten naar beneden drukken. De armen strekken en zo de boot in balans houden. Watervrij.
Overhellen BB/SBBij het aanleggen aan het vlot wordt dit commando gebruikt om te voorkomen, dat riemen en riggers tegen het vlot stoten.
Ben je dicht genoeg bij het vlot, dan evenwijdig aan het vlot sturen.
In de uitgangshouding de bladen van het genoemde boord plat op het water leggen. De beide handen naar beneden drukken en op de benen houden. Met het bovenlichaam licht naar het genoemde boord overhellen. De andere riem en rigger komen hierdoor vrij hoog en kunnen het vlot niet raken.
(Licht) houden BB/SB
of
De stuur geeft de sterkte van het houden aan. Blad op genoemd boord in geheel, of half verticale stand brengen.
Vastroeien BB/SB.Blad op genoemd boord in (half ) verticale stand brengen
Los..Om het houden op te heffen geeft de stuur het commando “Los”

15. Uitstappen

Overslagen losDe overslagen worden opengedraaid. De riemen blijven in de dollen.
Stuur stapt uit..Stuur geeft het commando en stapt als eerste uit.
Klaar maken om uit te
stappen
De stuur geeft het commando. De roeiers maken zich klaar om uit de boot te stappen.
De stuur houdt de boot in het midden vast
Uitstappen.. .......gelijkDe Stuur vraagt “iedereen klaar?” Zo ja, Op commando de voet aan de waterzijde op het opstapplankje plaatsen. Altijd met de hand aan waterzijde beide riemen vasthouden en eventueel de hand aan walzijde op de rand van de boot plaatsen.
......éénGa staan op de voet die op het opstapplankje staat en breng het gewicht op deze voet.
.......twee
......drie
De voet aan walzijde van het voetenboord op de wal plaatsen, billen omhoog, en aan wal stappen. Neem hierbij in één beweging de riem aan de waterzijde mee uit de dol en leg deze aan de wal.

Probeer het vlot zo veel en snel mogelijk vrij te houden. Schuif de boot door, zodat er vlotruimte vrij komt voor andere boten. Één persoon zet de schragen klaar, de anderen blijven bij de boot .

Eerst de boot uit het water halen en deze opruimen, daarna volgen de riemen en eventuele losse onderdelen.

16. Uit het water schuiven/tillen van de boot

C3/C4-boten via de rol van het Bredavlot op het vlot schuiven en daarna tillen. Of, bij ongunstige weersomstandigheden, waardoor dat niet lukt, evenwijdig aan het vlot uit het water tillen. Of gebruik de Kraan.
C3/C4-boten op het vlot over de rol uit het water schuiven
Boot op de rolDe stuur neemt het landvast en trekt de boot voorzichtig langs het vlot tot voor de rol, zodat de huid het vlot niet raakt.
De boot voorzichtig, met de boeg naar het vlot gericht, met de kielstrip over de rol van het Breda vlot plaatsen
Schuiven gelijk….nu!De boot nu met de roeiers gelijktijdig, zachtjes en loodrecht op het vlot over de rol schuiven. De roeiers zijn daarbij verdeeld over beide zijden van de boot. Met één hand aan het spant en één hand op het boord, de boot recht houden om te voorkomen dat de huid het vlot raakt. Alleen de metalen kielstrip mag het vlot raken.
C3/C4-boten evenwijdig aan het vlot uit het water tillen
Aan de boordenStel je op aan landzijde bij je eigen roeiplaats
In de spantenPak een spant/bint en houd de dichtstbijzijnde hand op het boord
Tillen gelijkGa door de knieën om blessures te voorkomen. Zorg voor voldoende tillers.
………..nu!Til de boot gezamenlijk en rechtstandig uit het water tot voor de buiken, laat op de bovenbenen rusten. Stap gezamenlijk van het water weg. Let erop, dat de huid en het roer de rand van het vlot niet raken.
Slag en boeg omlopenDe roeiers op slag- en boegpositie lopen om naar de waterzijde, terwijl de andere roeiers aan landzijde de boot met twee handen in de spanten vasthouden.
Overslagen dichtMaak de overslagen vast.

17. Naar de bokjes en weer in de loods tillen

CommandoActie
Draaien naar land ……nu!De boot draaien naar land. Het boord dat het verst verwijderd is van land, bovenlangs over het andere boord draaien. Alleen de grote dwarsspanten vastpakken, nooit de riggers, slidings, voetenborden of kruislatten!
Bokjes klaar? De roeiers dragen de de boot naar de bokjes. Daar leggen ze de boot op de bokjes met de bal in de juiste richting.

Boegen boenen en slagen halen de riemen. De stuur blijft bij de boot.

Als de boot volgens de regels gepoetst is, mag deze naar binnen.
Aan de boordenDe roeiers pakken de boot om en om vast, evenredig verdeeld over de boot.
Tillen gelijk….nu!De boot van de bokjes tillen, in de handen nemen met de kiel naar boven. De boot op de kar leggen of naar binnen dragen. Kijk eerst of er binnen ruimte is.

Bij het naar binnen dragen letten alle tillers op riggers en obstakels.

De boot ligt in een stelling: De boot door het gangpad tillen en in de stelling tillen. Let daarbij op huid en dollen. De boot nooit over de stelling schuiven.

De boot ligt op een kar of op blokken op de grond: De roeiers verdelen zich aan beide zijden over de boot en leggen de boot op de kar. Rij de boot naar de goede plek.
divider_breda_logo